Van veldwachter tot gemeentepolitie

De veldwachters in de dorpen namen vroeger een aparte plaats in. Zij werden ener­zijds op handen gedragen voor de bescherming, die zij boden en anderzijds ston­den zij vaak niet in hoog aanzien, omdat zij verbalen maakten wegens het veelvul­dig stropen, het rijden zonder licht en het bekeuren wegens het rijden zonder rijwielplaatje (bewijs van betaling van de jaarlijkse rijwielbelasting). De naam veldwachter kan men uiteen rafelen en dan is het een wachter in het veld en men is dan geneigd te denken aan het vangen van de stropers en dieven. De veldwachter is eigenlijk de rijksveldwachter. Bij Koninklijk Besluit van 11 novem­ber 1856 werd de rijksveldwacht ingesteld, met als taak om zo veel mogelijk de openbare orde en veiligheid te handhaven voor personen en goederen, maar dan wel voornamelijk op het platteland. Tot 1931 had de rijksveldwachter eigen be­voegdheden, maar in 1931 kwam hij toch min of meer onder de rijkspolitie te staan. Van 1856 tot 1931 stond hij rechtstreeks onder de burgemeester en al werd dan de toestand in 1931 op papier gewijzigd, in de praktijk bleef de afhankelijkheid van de burgemeester, maar ook omgekeerd.

De burgemeester bleef hoofd van de politie, maar ook dat is hij nu nog. Werden echter vroeger de processen-verbaal ingezonden aan de officier van Justitie via de burgemeester, nu doet dat de rijks­politie rechtstreeks. De veldwachter had het vroeger maar wat druk. Hij verrichtte zijn diensten per fiets of te voet. Het was geen gemakkelijke taak om stropers te vangen, want dat waren gladde jongens, die de weg in de polder op hun duimpje kenden. Vanouds hadden de veldwachters de veldtaak samen met de boswachtersi die meestal onbezoldigd waren. Ze gingen dan ook vaak samen op pad. Iemand arres­teren was geen kleinigheid en daarvoor moesten ze minstens met z’n tweeën zijn. Nog vóór de tijd van -de veldwachters n.1. in 1833 moesten de arrestanten opgebor­gen worden in de toren van de kerk van Leur. Vele kerktorens waren in die tijd eigendom van de gemeente. Een functionaris van het leger, die deze bewaarplaats echter inspecteerde, zei dat het een slechte en ongezonde plaats was. In 1821 had de officier van de rechtbank verordineerd, dat er voor deugdelijke voorzieningen moest worden gezorgd om tot korte gevangenisstraf veroordeelden in verzekerde bewaring te kunnen stellen.

In de vorige, maar ook nog al wat in deze eeuw zijn de meeste verbalen opge­maakt wegens stropen en openbare dronkenschap. Stropen was een sport en is dat soms ook nu nog. Daarbij was stropen voor een aantal mensen wel eens noodzaak. De tijd was . slecht. Er was geen geld en vele mensen waren blij op deze manier wat vlees te krijgen. Dronkenschap was een verslaving. Het borreltje was niet duur en op te veel plaat­sen te krijgen. Eind vorige eeuw kwam het al eens voor dat de veldwachter van. Gatenburg zijn collega hier moest opbrengen wegens overmatig drankmisbruik en dat was lang niet de eerste keer. Veldwachters kregen ook wel eens een gratificatie van f 5,- of f 10,- wegens bij­zondere verdiensten. De salarissen waren niet zo hoog en met een tientje extra waren ze al erg blij.

Weer goed zaten de twee veldwachters van Zoelen en van Bemmel bij de hulp, die ze hebben verleend bij de verhuizing begin 1912 van het oude naar het nieuwe gemeentehuis. Ze kregen er ieder f 2,50 voor. In 1931 was er verschil in de salarissen van van Zoelen en van Bemmel n.l. respec­tievelijk f 430,- en f 425,-. De oorzaak hiervan wordt nergens aangegeven.

Maar misschien heeft het er mee te maken, dat van Bemmel duurder was met zijn kleren en uitrusting. Terwijl er voor van Zoelen niets werd uitgegeven, kwamen er voor van Bemmel vier nota’s op de gemeentelijke tafel. Op 15 april werd door D. Laméris uit Utrecht een gummiknuppel, fraaie uitvoe­ring, lengte 330, dikte 25 mm, geleverd voor f 2,75 en f 0,15 portokosten. Kleer­maker W. van Kraaij uit Hemen kreeg voor van Bemmel de order van het jaar: f 26,921 voor een nieuw uniform en hier vindt U de gespecificeerde nota.

Op 10 mei kwam er van A. Hassing uit Amersfoort nog een uniforrripet bij van f 3,75 en op 14 juni leverde diezelfde firma in wolzwart een uniform, bestaande uit jas en pantalon voor f 36,-, terwijl de blinkende knopen nog apart moesten warden betaald: f 1,80.

In 1916 kwam het salaris voor beiden op f 500,- en in 1917 kwam er f 25,- bij wegens duurtetoeslag en in 1918 werd de pensioenpremie voor rekening der ge­meente genomen. Alles begon blijkbaar als gevolg van de Eerste Wereldoorlog veel duurder te worden, want de salarissen stegen op 1 juli 1919 naar f 900,- maar daar was wel bij inbegrepen de kleding en uitrusting. In 1922 mochten de veldwachters de bomen tellen en daarvoor kreeg ieder .f 3,-boven . het salaris, terwijl van Bemmel in datzelfde jaar toestemming kreeg om een slaapkamer te verven. In 1925 was het salaris al gestegen naar f 1200,- + f 100,- kleedgeld en f 150,-voor huishuur. Dit laatste alleen voor van Bemmel, want van Zoelen had een eigen huis aan de Wijksestraat in Bergharen. In 1926 werd er veel geklaagd over inbraken en diefstallen. De veldwachters kon­den er onvoldoende controle op uitoefenen en daarom werden er vier nachtwach­ten aangesteld. Die ontvingen per persoon per nacht f 1,50 en als de veldwachters mee op stap gingen, kregen zij datzelfde bedrag. Het pakhuis van de Boerenbond in Hernen werd als wachtlokaal gebruikt. Has van Zoelen vierde in 1930 zijn zilveren veldwachtersfeest en Marius van Bern­mel in 1932. Beiden ontvingen f 25,- als feestgeschenk. Toen in 1939 de eerste kinderbijslagen werden toegekend en deze nog door de gemeente voor het eigen personeel en dus ook voor de veldwachters moesten wor­den betaald, stemde de raad daarin wel toe voor van Bemmel doch niet voor van Zoelen.

Deze van Zoelen had er n.l. nog wat land en een koetje bij en dus neven­inkomsten. Ook in dit geval grepen Gedeputeerde Staten in, waarvan een der raads­leden zei: ‘as ’t mot, dan mot ’t, mar nie mi mijne zin De Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan het veldwachtersdomein en daar­mee aan het gemeentelijk imperium. Het contact met de burgemeester en het gemeentehuis is echter niet verloren gegaan. Samenwerking bleek in vele gevallen toch nodig te zijn. Uiteindelijk wordt een politieverordening nog altijd door de gemeenteraad vastgelegd en is de burgemees­ter belast met de uitvoering van taken op politioneel gebied.. Ontheffing en ver­gunningen op velerlei gebied zijn zaken van de burgemeester of van Burgemeester en Wethouders en de politie houdt controle op de uitvoering. Het veldwerk heeft een eigen veld- of jachtbrigade gekregen, die weliswaar dan nog in samenwerking met de rijkspolitie opereert, maar met groter en sneller materiaal als helicopters werkt dan de veldwachters vroeger te voet, met de veldstok en op de dienstfiets. De dorpspolitie heeft nu een wat andere taak. Preventief werk is veel belangrijker en het verkeer eist veel tijd van de mannen van Hermandad.

Veilig verkeer voor iedereen, maar vooral voor de jeugd. Geen schrik meer of wegkruipen als de veld­wachter komt aanfietsen, maar de politieman om raad vragen als dat nodig is.

veldwachters

Op de foto 3e en 4e van links de veldwachters van Zoelen en van Bemmel in 1934 tijdens de installatie van burgemeester Luske.

Vroeger was er in ieder dorp een veldwachter, een figuur met macht en gezag. Er was echter wel eerbied voor het gezag, maar uitzonderingen zijn er altijd ge­weest. Inbraken en diefstallen waren er vroeger ook, maar toen vaak meer uit nood. Door centralisatie dreigt de plaatselijke politie te verdwijnen, zelfs bij de gemeentepolitie, maar daar zijn de meeste dorpelingen het niet over eens. Als over enkele dagen ook Bergharen, Hernen, Leur en Batenburg vallen onder het toezicht van de gemeentepolitie van Wijchen, die er sinds enkele maanden op gang is ge­komen door ingrijpen van de Eerste Kamer der Staten Generaal, dan hopen ze hier zowel in Hernen als in Bergharen, toch weer een gemeenteveldwachter, zij het onder andere naam en gedeeltelijk met andere taken, te krijgen of te behouden.

Het succes overigens van het verkrijgen van gemeentepolitie is dezerzijds toch ook goed ontvangen en aan de naar meer. prestige strevende gemeente van harte gegund. Niet voor niets werd onmiddellijk na het behaalde succes het volgende dichtset overgeseind:

GEMEENTEPOLITIE WIJCHEN

Is de eerste kamer toch bekwamer
dan de tweede?
Gemeentepolitie onder de hamer, lijkt voornamer op heden…

En Wijchens burgevaar vond het naar
van Rietkerks stopwetje
toog menigmaal naar Den Haag, kamerleden in de kraag
’t was geen pretje…

College ging luisteren, we hoorden fluisteren:
er is geen kans!
Men tastte in het duister, was de vuist er?
wel heel wat mans!

En waarachtig ’t was machtig
’t getij keerde
Rietkerk zenuwachtig, tekende heel jachtig
wat Wijchen begeerde…

Gaat nu Bergharen zorgen baren
waar komt dat bij?
Niet dood op staren moogt ge er wel bij varen
wij blijven in Wijchense rij…

Het volgende wordt er nu aan toegevoegd:

’t Is hier klein en dorps en ’t politiekorps
mag hier graag toeven!
Hier is nog te leven, daarom ’t streven
om niet naar elders te hoeven…
Dus regeerders, wees wijs
’t is niet zo’n hijs
om dat zo te laten!
Ieder dorpje een agent(e)
’t kost geen centen
niet langer over praten…

Een eigen bureau is altijd een loffelijk streven van de politie geweest. De meesten hebben er thuis een in moeten richten. In augustus 1982 kregen de Berg-harense politiemensen een leegstaande ruimte op het gemeentehuis. Ze willen niet meer als veldwachter dienst doen en getuigen meebrengen bij een geboorte is ook al sinds 1935 afgeschaft. Geen gemeente-veldwachter meer, maar wel gemeentepolitie. Ook hier in Bergharen, Hernen en Leur!