Gemeentehuizen

Toen in 1818 de gemeenten Bergharen en Hemen-Leur werden samengevoegd, was baron van Balveren reeds burgemeester van beide gemeenten. Zijn woning, het Huis ter Leur, was tevens gemeentehuis. Zijn opvolger in 1847, baron van Verschuer, woonde in Bergharen in het tegenwoordige dorpshuis en richtte daar het gemeentehuis in. Dit werd in 1856 ook door de gemeente gekocht en gedeeltelijk tevens als openbare school ingericht, omdat protestanten eind 1854 een bijzondere school stichtten en het toenmalige schoolgebouw met onderwijswoning naast de Hervormde Kerk, niet af wilden staan.

Huis te Leur - Eerste gemeentehuis BergharenHet tegenwoordige dorpshuis, in 1856 betiteld als herenhuis en gemeentehuis, kostte de gemeente f 5.990,20 en daarbij was nog inbegrepen een hofstee naast het gemeentehuis op de plaats van de huidige onderwijzerswoning en een koetshuis aan de andere kant van het gemeentehuis.

De hofstee werd verkocht aan Jan Toonen en brandde in 1935 af. Het koetshuis werd in 1855 aanvankelijk openbare school en het herenhuis onderwijzerswoning en bleef tevens gemeentehuis. In 1857 werd de linkervleugel van het gemeentehuis tot school verbouwd. De Provincie gaf in die verbouwing een subsidie van f 835,-. Het koetshuis werd toen voor een zacht prijsje overgedaan aan de familie Kloosterman-van Kampen en viel in oktober 1944 ten offer aan granaten.

In 1906 werd gedurende enkele weken bij Jan van Dijk in Bergharen, thans de boerderij van J. van der Aa aan de Dorpsstraat, een kamer ingericht als gemeentehuis, omdat in het gezin van de hoofdonderwijzer, die bij de school en het gemeentehuis woonde, een besmettelijke ziekte was uitgebroken. De kamer werd gratis beschikbaar gesteld, maar wel moest aan de schoonmaakster – tevens huishoudster van Jan van Dijk – een bedrag van f 7,50 worden vergoed. Hieraan lag in die tijd echter een raadsbesluit ten grondslag!

Tweede gemeentehuis, thans dorpshuis (links)In de raadsvergadering van 8 juni 1909 deponeerde de burgemeester twee tekeningen op tafel voor de bouw van een nieuw gemeentehuis. Ontwerper was bouwkundige J.H.H. Groenendaal uit Den Bosch. Het ene plan was geraamd op f 3.900,- en het tweede op f 4.450,-. Niet alle leden waren het met het duurste plan eens. Als bouwplaats werd uitgekozen een terrein naast de schutskooi en daar is het ook gebouwd, namelijk die van het huidige wijkgebouw van het Wit-Gele Kruis op een driehoek tussen Dorpsstraat en Wijksestraat, als het ware midden op straat. Tenslotte werd op aandrang van de zuinigste raadsleden toch besloten ook de architect te vragen zoveel mogelijk te bezuinigen om uiteindelijk met een bedrag van f 4.000,- rond te komen. Het lid Luijben stemde tegen. Of hij omhoog of omlaag wilde werd er niet bij vermeld. In de raadsvergadering van 6 september 1910 werd besloten aan aannemer Gosuinus Buijs, grootvader van de tegenwoordige aannemer Jan Buijs, een voorlopige begroting van kosten te laten maken. Dit was een gevolg van een uitlating van Buijs zelf tegenover het raadslid Burgers, dat hij wel voor f 3.000,- á f 3.500,- kon bouwen. Daarover was al gesproken in een vergadering van 30 juni 1910. En bij dat bedrag was een arrestantenlokaal inbegrepen.

Aan deze vergadering was een vergadering vooraf gegaan van de leden uit het dorp Bergharen. Dat hield verband met het feit, dat er een afzonderlijke financiële huishouding was voor Bergharen en voor Hemen-Leur, zoals in dit boek uitvoerig is beschreven. De Bergharenaren wilden vanuit hun eigen kas niet hoger gaan dan f 3.500,-. “Alles wat meer ten laste zal worden gelegd, komt voor rekening der algemene huishouding, alzoo feitelijk voor Bergharen en Hernen en Leur. Ook de kosten van meubilering en later van onderhoud van gebouwen en meubelen”.

En jawel hoor, de reaktie van de Hemense en Leurse raadsleden was gunstig. Ze vonden het voorstel flink en degelijk, maar wel moest dan het hele gemeentehuis ook eigendom van de gemeente en met name dus van de Algemene Huishouding worden. Deze bewonderenswaardige eenheid was duidelijk een centenkwestie. Bergharen had er erg veel voor over om het gemeentehuis in dit dorp te behouden. Hernen en Leur gnuifden. Zij zouden hun centen aan iets anders kunnen besteden!

Derde gemeentehuis, sinds 1955 wijkgebouw Wit-Gele-Kruis. In dezelfde vergadering werd het bestaande gemeentehuis verkocht aan het R.K. Kerkbestuur met ingang van 1 januari 1910. Tevens werden verkocht het in datzelfde gebouw gevestigde schoolhuis en school voor de totale som van f 3.000,-. Omdat het nieuwe gemeentehuis nog moest worden gebouwd, werd als voorwaarde opgenomen, dat de gemeente gedurende het jaar 1911 de secretarie en archiefkamer nog gratis mocht blijven gebruiken.

Uit de notulen van de raadsvergadering van 18 april 1911 bleek dat niet aannemer Buijs, doch aannemer A.J. Willems in vereniging met G. Buijs en W. Coppes het gemeentehuis zou bouwen voor f 5.275,-. De oorzaak van dat voor die tijd sterk verhoogde bedrag werd nergens gevonden. Wel dat daarboven nog kwamen de kosten van de architect, opzichter en verver. Verder was er ook wat nieuw meubilair nodig, waardoor uiteindelijk een bedrag van f 6.000,- nodig zou zijn.

De Hernense en Leurse raadsleden hebben hier niet op gereageerd, althans er staat niets van op schrift gesteld. Omdat Bergharen niet verder ging dan f 3.500,-, bleef er dus f 2.500,- over, waarvan ieder der afdelingen de helft moest betalen. Bergharen was op dat moment zo rijk, dat het de kosten zonder geldlening geheel kon dragen, maar de toen armere afdeling Hernen en Leur moest een geldlening van ongeveer f 1.500,- opnemen. Dus f 250,- meer dan nodig was en het is niet uitgesloten, dat er nog een mogelijke tegenvaller was ingebouwd. De rente mocht maximaal 414% bedragen en de jaarlijkse aflossing minstens f 25,-. Deze lasten moesten uit de gewone inkomsten komen en als dat niet kon dan rnamr uit de buitengewone inkomsten. Er zal wel niets meer overgeschoten zijn om de opening van het nieuwe gemeentehuis te vieren. Er werd met geen woord over gerept. Ook is niet duidelijk hoelang over het gemeentehuis is gebouwd. Vermoedelijk is er een aantal werkzaamheden pas uitgevoerd toen het gemeentehuis al in gebruik was genomen. Het inmetselen van het gemeentewapen in de herfst van 1913 is er een voorbeeld van.

In september 1913 kwam er ook een rekening binnen van Joh. van Bronkhorst voor vervoer van meubelen voor het gemeentehuis. De nota was groot de som van f 0,28. In oktober 1913 leverde M.M. Couvée uit Den Haag, hofleverancier van Hare Majesteit de Koningin, een portret dat met emballage er bij f 12,75 kostte. De thans nog vóór het gebouw staande acht hardstenen palen werden door Steenhouwerij Euwens uit Nijmegen geleverd in september 1913 voor f 62,-. De zes kettingen tussen de palen maakte smid Bertus Kersten voor f 50,- en hij zette er nog f 3,60 bovenop voor het maken van gaten in de palen, maar ze zijn van dien aard geweest, dat iemand na de Dodenherdenking ze er maar afgehaald en niet meer teruggebracht heeft.

De erven A.A. van Buren, machinale broodbakkerij, groothandel in koloniale waren, zijn van het gemeentehuis ook ‘rijk’ geworden. In juli 1913 hebben moeder en dochter van Buren zich uitgesloofd samen f 1,40 te verdienen. Dat waren vijfenzestig centen voor het keren van twee gordijnen en drie kwartjes voor het maken van drie stroken.

Aan beplanting werd een bedrag besteed van f 18,20 en die bestond uit de levering van acht bomen en vijftig struiken, plus nog zeventig centen aan emballage. Of bosbaas Pieter Loenen, die als tussenpersoon optrad, er ook iets aan verdiende, is niet vermeld.

Ook zijn er nog twee andere zakenlieden in de gemeente ‘goed’ mee geweest. Het ging over de levering voor het arrestantenlokaal door C . van der Zwaluw en HJ. • Verheijen. De nota’s zijn interessant genoeg om die hier af te drukken.

Met de te verrichten grondwerkzaamheden rond het nieuwe gemeentehuis kon Jac. van Zwambagt zeventig centen per dag verdienen, terwijl de schoonmaakster Grada van Hout voor twintig centen een lampeglas en voor dertig centen een handveger kon leveren. Als men daar bij telt haar jaarsalaris van vijf en dertig guldens, dan is wel duidelijk hoe hoog de levensstandaard in die tijd was. Voor voerlieden was het al niet beter, want met paard en kar en nog een persoon er bij kon M. Goedhard per dag f 3,- verdienen met vervoer van zand. Het laden en lossen met de schop was daarbij inbegrepen.

Het arrestantenlokaal deed goede diensten en de veldwachters, die hun diensten per fiets moesten verrichten waren er maar wat blij mee, dat zij de arrestanten niet meer over hoefden te brengen naar Wijchen of Nijmegen. Het was meestal veldwachter Has van Zoelen uit de Wijksestraat, die te zorgen had voor eten en drinken van de arrestanten. De voorgeschoten kosten kon hij dan declareren op het gemeentehuis. Voor twee dagen verversing bracht hij in mei 1913 tachtig centen in rekening. Het ingebouwde arrestantenlokaal leek bijzonder veilig. De deur was zeer sterk, het doorgeefluikje klein en het raam hoog. Hier zou geen arrestant kunnen ontsnappen. Toch gebeurde dit in 1949 door een woonwagenbewoner, die in een Bergharense bakkerij wegens insluiping was gesnapt, door de bakker overmeesterd en uitgeleverd aan de politie, die hem op een zaterdagavond in 1949 opsloot in het arrestantenlokaal. De nacht en dag daarop hield de 19-jarige jongeman het nog wel uit, maar in de nacht van zondag op maandag klom hij door de ruimte tussen twee ijzeren spijlen van vijftig bij zeventien centimeter naar de vrijheid. Dit leek voor iedereen onmogelijk, maar toen ambtenaren, zij het met behulp van een ladder, het bewijs wilden leveren, bleek het inderdaad mogelijk te zijn. Er zijn toen dwarsspijlen gemaakt.

Groep BergharenarenVan links naar rechts:

Antoon Bijl
Adriaan Bijl
Maria Bijl-Janssen
Marinus Bijl
Jo Bijl
Tonia Janssen-Bijl
Pater Baptist Janssen
Lena Janssen
Bert Bijl
Gijsbertus Janssen
Piet Bijl

 

Ook de gemeente Horssen wilde in 1929 gebruik maken van het arrestantenlokaal. Daar werd meteen mee ingestemd, maar dat was niet zo verwonderlijk, want al bij besluit van de Horssense raad van 1924 werd aan de gemeente Bergharen toestemming gegeven om gebruik te maken van het lijkenhuisje in Horssen tegen een vergoeding van f 1,- per gebruikmaking. Er konden wel twee of als het moest drie lijken tegelijk worden geplaatst. Niet alleen op arrestanten, maar ook op de afvoer werd gelet. In de vergadering van 17 december 1926 nam de gemeenteraad als hoogste gemeentelijk gezag het besluit de privaten (bedoeld zal wel zijn de beerput) te ledigen en de inhoud bij inschrijving te verkopen. Een te verwachten post in de gemeenterekening werd echter niet gevonden. Dat was wel het geval in 1918. Piet ElsenToen deelde de burgemeester tijdens de raadsvergadering van 28 december mede dat de kostelijke inhoud bij opbod was verkocht voor f 4,-. Het gemeentehuis ging in de avonduren ook dienst doen voor de reservepolitie, die daar een opleiding volgde en zelfs leerde schieten met een revolver. Op een kast tegen de muur werd dan een loden plaat geplaatst en daar tegenaan de schietschijf. De groepscommandant kwam van tijd tot tijd inspecteren of er vorderingen werden gemaakt. Op een avond eind veertiger, begin vijftiger jaren konstateerde hij de slechte prestaties van zijn reserve-personeel. Er was zelfs naast de loden plaat in de muur geschoten. Zelf stond hij bekend als een bedreven scherpschutter en hij zou de reservisten, met wat show er bij, wel eens voordoen hoe zij de revolver in de hand moesten nemen en met een sierlijke zwaai tot de juiste schiethouding moesten komen. Halverwege zo’n zwaai ging echter de revolver af en de patroon verdween door een gordijn en een bovenruitje heen naar buiten. De reservisten wisten zich nauwelijks een houding te geven en daags daarna kon één van hen, die tevens schilder was, een nieuw ruitje gaan zetten.

Centrale verwarming was er niet en kwam er niet. De twee potkachels op de secretarie en op de burgemeesterskamer, die tevens raadszaal en trouwzaal was, werden met hout en kolen gestookt.

In 1941 kwam de woning van oud-burgemeester Janssen te koop. Hij had die als eigen woning laten bouwen in de jaren 1915/1916 voor ongeveer f 15.000,-. Het was een voor die tijd duur huis, ’n kolossale villa met drie verdiepingen. Dat was wel geschikt als gemeentehuis. Er was meer ruimte in en het bovengedeelte zou als woning kunnen worden ingericht. Het werd bij inschrijving verkocht en de gemeenteraad besloot op 26 februari 1941 in te schrijven voor een bedrag van f 8.100,-. Het bleek te weinig te zijn. De niet onbemiddelde fruitteler/landbouwer/ molenaar Piet Eisen schreef in en werd koper. In 1953 hadden hij en zijn vrouw van het leven in zo’n groot huis genoeg en boden het de gemeente te koop aan. Vraagprijs aanvankelijk f 22.500,- en tenslotte f 22.000,-. De gemeenteraad ging er niet op in. De prijs was te hoog. Piet Eisen ging adverteren, maar kopers bleven uit. Opnieuw bood hij het huis te koop aan. Het gemeentelijk bod werd door de raad bepaald op f 19.000,-, maar na wat pingelen lukte het burgemeester van Elk het voor f 18.500,- aan te kopen. Toen Villa van den BurgemeesterPiet er later achter kwam dat het ook f 19.000,- had mogen zijn, hadden we wel de poppen aan het dansen. En de zware doordringende stem van Piet was er ook goed voor om iedereen naar zijn ontevredenheid daarover te laten luisteren. Maar het was ieders goed recht daarover van mening te verschillen. Er werd 2080 m2 grond bij verkocht en de rest van het perceel, waarop nog een kippenhok en wat kleinere hokjes stonden in een oude appelen- en perenboomgaard tot een totale grootte van 2630 m2, hield Piet tot 1963 aan zich en verkocht het toen aan een gemeente-ambtenaar, die er in 1965/ 1966 een woning op bouwde. Het oude gemeentehuis werd voor een symbolische prijs van f 1.000,- aan het Wit-Gele Kruis verkocht en doet heden ten dage nog dienst als wijkgebouw. Het lag voor de hand dat deze villa niet alleen aangepast moest worden om als gemeentehuis dienst te doen, maar ook het onderhoud vergde veel kosten. Aan verbouwing en inrichting werd een bedrag besteed van f 40.000,-. Dit geschiedde onder direktie en toezicht van de Technische Kringdienst Maas en Waal en Rijk van Nijmegen. Het werk werd aangenomen door aannemer Gert Buijs, die echter de voltooiing aan zijn zoon Jan moest overlaten, omdat hij op 10 januari 1955 overleed. De tekening van het bestaande gebouw was op dat moment nergens te vinden, maar een aantal jaren later is deze toch voor de dag gekomen uit de in Ravenstein door een Bergharense gevonden spullen van architect Elemans. In 1954 werd daarom door de technisch ambtenaar van de Technische Kringdienst H. Rosmalen uit Druten, die hier kort nadien ook gemeente-opzichter werd, na een uitgebreide opmeting een tekening gemaakt. Aan de hand daarvan werd het gebouw aangepast, waarbij het tekenwerk hoofdzakelijk werd uitgevoerd door de onder-direkteur van Technische Kringdienst, A. van Aar. Opzichter was J. Goedhart van diezelfde dienst. De burgemeesterskamer werd vergroot en er werd achter op het balkon een uitbouw neergezet voor het onderbrengen van de nieuwe achtertrap en een toilet.

Dit was het enige uitwendige wat er aan werd gedaan. De balustrades langs de balkons aan beide zijden zijn pas in 1966 verwijderd. Intern was de verbouwing veel omvangrijker. Van de kelder werd een kluis gemaakt. De keuken werd archiefruimte. Bij de achteringang kwam een trap naar boven, want het bovengedeelte werd geschikt gemaakt voor bewoning met eigen keuken, terwijl de achterste ruimte dienst deed als hoofdingang voor de bewoners en als washok met een mogelijkheid om daar voor het stoken van de was een fornuispot te plaatsen. Onder dat washok lag – en die ligt er overigens nog – een regenput van 6 m3 en daarop was een handpomp geplaatst. Gelukkig maar, want er was nog geen waterleiding.

De dakgoten leverden regen- en waswater, maar dat had wel konsekwenties toen er in 1944/1945 evacué’s waren ingekwartierd en boven woonden. Boven was namelijk geen toilet en men behielp zich ten dele met de pot en die werd bij tijd en wijlen omgekieperd in de dakgoot. Wisten die mensen dat de uitwerpselen in de regenput zouden komen! Na een paar weken deugde het waswater niet meer en heeft Piet de hele put leeg moeten halen en dat was in die tijd zonder kolkenzuigers niet zo’n gemakkelijk karwei. En hij heeft het zelf nog betaald ook! Een voorstel om een elektrische waterpomp te plaatsen kon geen instemming vinden en daarom moest in de keuken boven ook een handpomp worden geplaatst en deze werd aangesloten op een waterput naast het gemeentehuis. Er waren dertig slagen nodig om een emmer water te krijgen.

Gemeentehuis sinds 1955En dan de watervoorziening voor het toilet! Omdat er geen elektrische pomp kwam, moesten de technici toch iets anders uitdenken om toch een spoeling te krijgen. Een emmer of kan bij het toilet raakte zo zoetjes aan uit de tijd en dat was veel te omslachtig en voor een gemeentehuis, waaraan zoveel duizenden werden besteed, beneden de maat. Er lagen echter grote dakgoten, die veel water konden opvangen en dat kon best dienst doen als waterspoeling. Er werd een zinken bak geplaatst boven het toilet, precies onder het bordesje van de achtertrap en die bak was met een regenpijp verbonden met de dakgoot. Aan die bak werd een overstort gemaakt naar de afvoer van het toilet, zodat overstroming werd voorkomen. Het was een ingenieuze vinding, dat moest gezegd worden, maar nog niet alle problemen waren opgelost. Indien het een aantal dagen niet zou regenen, zou de vergaarbak al vlug leeg zijn en wat dan? Ook dat werd weer opgelost door op het bordesje boven de bak een luik te maken. De bovenbewoner mocht dan met zoveel maal dertig slagen evenzoveel emmers vol pompen, het luik openen en het water in de bak storten en de spoeling beneden kon weer werken. Die bewoner mocht er dan ook wel iets voor doen, want de huur was afgesteld op die van een woningwetwoning in die tijd, namelijk op f 6,50 per week. Enerzijds was het riant wonen in een paleis op een uitgelezen punt met een prachtig uitzicht naar alle kanten en een ruime tuin erbij, anderzijds was het een bovenwoning met een minder makkelijke toegang aan de achterzijde en een soort bewakingsfunktie voor het gemeentehuis.

Laatste gemeentehuisIn 1966 moesten de bewoners plaats maken in verband met uitbreiding van, het gemeentehuis vanwege uitbreiding van het ambtenarencorps. Financiën, Algemene en Sociale Zaken en Bouw- en Woningtoezicht gingen naar boven en de enorme zolder werd als opslagruimte in gebruik genomen voor archiefstukken, welke niet brandvrij hoefden te worden opgeborgen. Er werd een nieuwe centrale verwarming aangelegd. In 1976 werd de raadszaal vergroot, het archief als kantoorruimte ingericht, het toilet verplaatst en een keukentje ingebouwd. In 1980 had een grondige reparatie plaats van het dak. In dat jaar kwam er weer een overvloed aan ruimte, omdat het ambtenarencorps grotendeels naar Wijchen vertrok. Het gemeentehuis is nu te koop aangeboden.