De oorlogsjaren

In vergelijking met de meeste andere gemeenten in ons land heeft Bergharen weinig geleden door de oorlog 1940-1945. Weliswaar is het al erg genoeg als er maar één dode te betreuren zou zijn, maar een oorlog brengt nu eenmaal, zoals Churchil het stelde: bloed, zweet en tranen. Ook een klein aantal moet echter herdacht worden. Ook zij hadden velen achter zich staan en hele families in rouw gedompeld om hun heengaan. De eerste twee kwamen om tijdens het bombardement van Nijmegen op 22 februari 1944 nl. de gezusters Truus en Diny Derksen, respectievelijk 25 en 21 jaar oud. De volgende was burgemeester Jacques J.C.M. Luske, 43 jaar oud, die op 27 december 1944 overleed in het concentratiekamp Neuengamme. Hij schrok er niet voor terug te protesteren tegen het hoogste Duitse gezag in ons land, toen de oud-militairen in 1943 gevangen werden gezet en jonge mensen tewerk werden gesteld in Duitsland. Hij hielp actief mee met het plaatsen van onderduikers in deze gemeente en dat is hem noodlottig geworden. Toen tijdens een razzia een aantal onderduikers werd gesnapt, hebben er drie, nadat zij ernstige martelingen door de Duitsers hadden moeten ondergaan, toegegeven, dat burgemeester Luske had bemiddeld bij het onderduiken. Op 6 maart 1944 werd hij gearresteerd en via Arnhem, Amersfoort en Vught kwam hij in Neuengamme in Duitsland terecht. In 1951 is zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het kerkhof van de Heilige Landstichting in Groesbeek.

De in Duitsland te werk gestelde Chris Geurts uit Bergharen kwam op 16 maart 1945 op 22-jarige leeftijd om in Bislich tijdens een beschieting met granaten. De vele soldaten uit Bergharen, Hernen en Leur, die in de meidagen van 1940 aan het front bij de Grebbeberg en elders hadden gestaan, kwamen er allemaal onge-deerd uit al hebben er enkelen een vijftal weken vertoefd in een Duits gevangenkamp, dat ze echter ondanks honger, angst en ellende hebben overleefd. Op 17 juni 1940 werd de eerste raadsvergadering tijdens de Duitse bezetting gehouden en burgemeester Luske herdacht daarin de gevallenen als volgt:

Er zijn ook enkele vliegtuigen gevallen zoals bij de Hoekgraaf, de Aaldert en bij Leur en daarbij zijn enkele vliegeniers gesneuveld en ook een paar gevangen genomen. Een der vliegers is begraven op het kerkhof bij de Hervormde Kerk te Bergharen. Ook nog al wat onheil stichtten de vliegende bommen in de herfst en winter van 1944/1945. Er is gelukkig niemand door getroffen, maar er zijn een groot aantal gevallen, die materiële schade veroorzaakten aan huizen en andere gebouwen. Eén huis aan de Wijksestraat in Bergharen en wet dat van veldwachter Has van Zoelen kreeg het dusdanig zwaar te verduren, dat het helemaal afgebroken moest worden. Als bijzonderheid kan daarbij vermeld worden, dat Has van Zoelen en zijn echtgenote daags na elkaar waren gestorven en in het huis waren opgebaard toen de vliegende bom in de buurt viel. Door vergoeding van oorlogsschade konden de meeste huizen na de oorlog weer opgeknapt worden, maar hier en daar zijn er toch nog sporen achter gebleven.

Honger is er nagenoeg niet geleden. De meeste mensen hadden in hun tuinen aardappelen en volop groente en door ruil – en natuurlijk ook wel wat zwarte handel – kon men elkaar veel toestoppen. Textiel leverde nog de meeste problemen op, maar van een noodtoestand is geen sprake geweest. Suiker- en snoepbonnen werden geruild tegen sigaretten- en kolenbonnen en spek en vet tegen textiel en bouwmaterialen. En als er al eens iemand werd gesnapt bij het clandestien slachten van een varken of het verwerken van koolzaad tot sla-olie of kaas en boter maken, dan werd dat door de bevolking niet als een vergrijp gezien en een paar daagjes brommen in de nor en er weer ongedeerd uitkomen werd als een heldendaad ervaren. Razzia’s van de Duitsers op onderduikers -er wordt over getallen gesproken van wel 200- waren angstaanjagend zowel voor de onderduiker als voor het gezin, dat onderdak verschafte en zoals al aangehaald heeft het burgemeester Luske zijn leven gekost. Er was echter een bewonderenswaardige eenheid tegenover de vijand onder de bevolking en met alle mogelijke middelen en overleg zijn Bergharen, Hemen en Leur goed door de oorlog heen gekomen. Een enkele misstap van welke kant dan ook is er natuurlijk wel geweest, maar in mei 1945 konden allen eensgezind het bevrijdingsfeest vieren.

De bevrijding op 19 september 1944 verliep bijna geruisloos. De na burgemeester Luske ingezette N.S.B.-burgemeester Vooys, van wie overigens weinig last werd ondervonden, werd gearresteerd. Dat gebeurde ook met de enkele duitsgezinden, over wie hier ook anders weinig verkeerds kon worden gezegd. Het meest trieste verhaal en een enorme misvatting in oktober na de bevrijding was het arresteren van vier van de kloosterzusters, die de Duitse nationaliteit hadden en zogenaamd als staatsvijandelijk werden geinterneerd. Doodonschuldige zusters, die nauwelijks achter het slot van het klooster vandaan kwamen, werden over één kam geschoren met hen, die met de vijand hadden geheuld. Onbegrijpelijk is het, dat dit kon gebeuren, terwijl toch iedereen de overtuiging had, dat geen van die zusters ook maar iets met het nazigeweld van doen wilde hebben. Na enkele weken werden ze vrij gelaten, maar in december weer gearresteerd. Het Bergharense volk had er te laat weet van, want anders was iedereen bereid geweest post te vatten voor het klooster om de arrestatie, desnoods met geweld, tegen te houden. Gelukkig was ook deze tweede internering van korte duur, maar ze heeft wel een diepe wonde geslagen in de hele kloostergemeenschap en de hele bevolking.

Na de bevrijding werden hier van tijd tot tijd Engelsen en Canadezen ingekwartierd of er werden tenten opgeslagen en zij waren zeer welkome gasten in de gezinnen. Op 26 oktober was het een droevige dag. Tijdens een beschieting door de Duitsers met een kanon vanaf de Ginkelse heide bij Wageningen werd de op wacht staande Engelse soldaat Joe Richardsen dodelijk getroffen. Hij ligt nog begraven op het kerkhof Jonkerbosch in Nijmegen. Lange tijd heerste hier de misvatting, dat er geschoten was door eigen artillerievuur vanuit de Groenesteeg in Winssen, maar dat is duidelijk weerlegd in een drietal artikelen in de augustus, september en oktober-nummers van Hier en Ginder. Tegelijk werd door deze beschieting het oude koetshuis naast het huidige dorpshuis op de hoek Dorpsstraat-Molenweg in elkaar geschoten. Wonder boven wonder werden hierbij slechts een paar soldaten en inwoners licht gewond. De hierbij afgedrukte foto en tekening is van de Engelse soldaat J. Fleming, die hierover een dagboek bijhield en in 1980 Bergharen bezocht. Duidelijk is hoe groot de ravage was en de woning is dan ook geheel afgebroken.

De tekening van de Engelse militait J. Fleming.

Ook op het gemeentehuis werd – uiteraard zoveel mogelijk in het geheim – meegedaan aan allerlei acties ten gunste van de bevolking en de onderduikers. De stencilmachine deed goede diensten bij het vervaardigen van pamfletten en waarschuwingen en er was zelfs een radio verborgen, waardoor men kon luisteren naar de berichten uit Engeland, hetgeen in die tijd verboden was. In 1944 moesten alle radio’s ingeleverd worden, maar aan die verplichting voldeed lang niet iedereen en dit heeft geen ernstige gevolgen gehad.

Links: De dank van de onderduikers.
Rechts: Burgemeester Luske

In 1941 werd de gemeenteraad buiten werking gesteld. De burgemeester werd aangewezen om namens de raad als eenling op te treden en de voorschriften van de bezetter uit te voeren. Burgemeester Luske heeft in een van zijn brieven aan de bezetter nog wel eens gesproken over een loyale houding, in feite kwam het er op neer, dat er waar maar mogelijk en verantwoord werd afgeweken van de Duitse bevelen.

Na de oorlog werd in 1945 een noodraad ingesteld. Er werden uit alle geledingen van de bevolking drie maal zoveel personen aangewezen als zitting moesten hebben in de raad, dus 21 personen, die onderling hebben uitgemaakt wie van hen raadslid werden. Intussen was burgemeester De Vries, die al eerder burgemeester was van Druten, maar na de oorlog moest wijken voor burgemeester Bruineman, die door de bezetter was afgezet, tot waarnemend burgemeester van Bergharen en Horssen benoemd. In zijn handen legden de raadsleden op 15 november 1945 de ambts- en zuiveringseed af. Hij ging verder uitvoerig in op het overlijden van burgemeester Luske en hield de raad voor, dat in deze tijd van opbouw een grote samenwerking op de eerste plaats vereist was. Vervolgens kondigde hij ‘Dag van dankbaarheid’ aan op 18 november 1945. Een comité uit de voormalige onderduikers en uit de bevolking bood aan het gemeentebestuur en de gemeentenaren een gedenksteen aan, welke was vervaardigd door de kunstenaar Jacob Maris uit Heumen en welke later werd ingemetseld in de voorgevel van het gemeentehuis (thans wijkgebouw) (zie foto) en met de opdruk:

Uit dank jegens gemeente en burgemeester Luske voor genoten bescherming.
De onderduikers, november 1945